Zo nu en dan een hagelbui, een windje, kracht 7 à 8 en een zuinige 3 graden op de thermometer van de auto. Toen ik deze foto even maakte en de auto weer in kwam bromde ik in steenkool-Gronings: “zo, en nou noar hoes en ‘k wil d’r ook nait meer oet”.
Wat zoveel wil zeggen als: “tsjonge, ik denk dat, wanneer ik de omrekenmethode gebruikt zou hebben die het KNMI gebruikt voor het berekenen van de gevoelstemperatuur, ja die van de Joint Action Group on Weather Indices (die wel een grappige gelijkenis qua naam heeft met de Joint Photographic Experts Group, u weet wel van de jpg) en had kunnen aflezen dat deze ongeveer -5 zou zijn geweest, ik toch nog een keer naar de achterbank had gereikt om mijn warme sjaal te pakken en om te doen, alsmede mijn jaren geleden speciaal voor juist deze gelegenheden aangeschafte vingerloze handschoenen (waarvan ik nog steeds in de veronderstelling ben dat dit handschoeisel ‘moffen’ genoemd is vanwege het feit dat vroeger Den Vijand dit gebruikte om toch onder koude omstandigheden met geweren te kunnen schieten) aan mijn door de reumatiek toch al zo snel gevoelloos wordende handen te trekken vanwege het veel sneller afkoelende metaal van mijn camera (u leest het goed, ik heb een échte camera, geen Canon) in verhouding tot de afkoeling van mensenhuid waar geen tabellen van bestaan, alleen sterke verhalen van vastgevroren ledematen aan ijzeren voorwerpen in zeer koude landen, zoals Alaska en die in schril contrast staan met de omstandigheden die ik zou hebben kunnen beleven in een cafeetje in Sneek.”